Dauwtrappen
Het is een oude traditie om op Hemelvaartsdag voor dag en dauw op te staan en in grote groepen te gaan wandelen. Dit wordt 'dauwtrappen' (of ook wel ‘dauwtreden’) genoemd. In Overijssel was hetzelfde gebruik lange tijd beter bekend als 'hemelvaren'. Dauwtrappen werd vroeger zingend en blootsvoets gedaan. Het ritueel zou een zuiverende en genezende werking hebben, omdat dauw beschouwd werd als een goddelijk verschijnsel.
Het dauwtrappen schijnt oorspronkelijk een Meifeest te zijn geweest, waarbij de wederopbloei van de natuur werd gevierd. Waarschijnlijk gingen de Germanen in voorchristelijke tijden naar de heilige wouden om daar de voorvaderen te vereren. Mogelijk heeft men dit gebruik later in verband gebracht met de katholieke Hemelvaartprocessies.
Kleine kruisdagen en Hemelvaartsprocessie
De maandag, dinsdag en woensdag voor Hemelvaartsdag worden ook wel kleine kruisdagen genoemd. Samen met het Apostelfeest van Marcus op 25 april, de grote kruisdag, werden deze kruisdagen aangewend om God te danken voor de gaven van de aarde en om een gunstige oogst af te smeken.
Het gebruik om de drie dagen voorafgaand aan Hemelvaartsdag te zien als biddagen voor het gewas, stamt uit de vijfde eeuw. Het werd later in Rome overgenomen en verspreidde zich tegen het einde van de Middeleeuwen over heel Europa. Op deze dagen werden processies door de velden gehouden. Een kruis ging aan de stoet vooraf en de Litanie van alle Heiligen (een gebed uit de rooms-katholieke liturgie) werd gezongen. Deze processies werden in het Frans ‘Marche des Rogations’ (Mars der Smeekbeden) genoemd.
Ook was het gebruikelijk om op kruisdagen te vasten. Zo bereidden de gelovigen zich voor op het feest van Christus' Hemelvaart. Na het Tweede Vaticaans Concilie zijn de Kruisdagen veelal in onbruik geraakt.